WAT IS EEN IMPLANTAAT ?
Een implantaat is een kunstwortel die in het kaakbot wordt geplaatst.
Over het algemeen zijn implantaten gemaakt van titanium.
Titanium is een biocompatibel materiaal, dwz. dat het lichaam het niet afstoot, waardoor het bot er direct tegen kan groeien.
Meestal heeft een implantaat de vorm van een schroef. De buitenkant is voorzien van schroefdraad zodat er een goed contact met het omringende bot ontstaat. Implantaten zijn in verschillende diameters en lengten verkrijgbaar.
De keuze is afhankelijk van de hoeveelheid aanwezig kaakbot en van de anatomie van het te vervangen gebitselement. (ondersnijtand: smal implantaat, kies: breed implantaat)
WAARVOOR KUNNEN IMPLANTATEN GEBRUIKT WORDEN ?
Implantaten kunnen in zeer veel situaties gebruikt worden.
In principe is het mogelijk om elke tand die verloren is gegaan te vervangen door een implantaat. In de praktijk blijkt dit niet altijd nodig.
Implantaten kunnen dienen als vervanging van één tand, maar ze kunnen ook fungeren als dragers van een brug of een prothese.
WELKE SOORTEN ZIJN ER ?
Tandimplantaten worden in 2 categorieën opgedeeld.
Eën- fase implantaten
Bij een één- fase implantaat wordt het grootste deel van het implantaat in het kaakbot geschroefd, maar een klein deel van het implantaat steekt boven het bot uit. Het tandvlees wordt rond het implantaat gehecht.
Direct na het plaatsen is het implantaat al zichtbaar in de mond. Het voordeel is, dat er geen tweede operatie nodig is om het implantaat vrij te leggen.
Een nadeel is dat het implantaat kwetsbaarder is tijdens het vastgroeien van het kaakbot rond het implantaat. Zo lang de wonde niet genezen is, kunnen bacteriën zich tussen het tandvlees en het implantaat verplaatsen naar het bot toe. Ze kunnen daar een ontsteking veroorzaken, wat het vastgroeien verhindert.
Twee- fase implantaten
Bij twee- fase implantaten verdwijnt het implantaat volledig in het kaakbot. Wanneer een implantaat is geplaatst, wordt het tandvlees over het implantaat teruggehecht.
Een nadeel van deze behandeling is dat er in een later stadium, wanneer het implantaat is vastgegroeid, een tweede ingreep nodig is om het implantaat vrij te krijgen.
Een voordeel is echter dat het implantaat rustig kan vastgroeien zonder invasie van bacteriën vanuit de mondholte.
De keuze voor een één- of twee- fase implantaat is onder andere afhankelijk van het gebruikte implantaatsysteem, de esthetische eisen en de botkwaliteit.
WANNEER KUNNEN IMPLANTATEN GEBRUIKT WORDEN?
Wanneer iemand volgroeid is (± 18 jaar) kunnen in principe implantaten geplaatst worden. Er zijn echter een aantal voorwaarden waaraan moet voldaan worden.
Is er voldoende (gezond) kaakbot?
Wanneer een tand getrokken wordt, krimpt het kaakbot. De kaak wordt smaller en minder hoog. Implantaten moeten een minimale lengte hebben om voldoende stevig verankerd te zitten in het kaakbot. De bothoogte is afhankelijk van de grootte van de kaak maar ook van de positie van bepaalde structuren (zoals sinus, zenuwen). Als er te weinig kaakbot is op plaatsen waar geïmplanteerd moet worden, kan daar extra bot worden aangemaakt (eigen bot en / of kunstbot).
Is het tandvlees rond de andere tanden gezond?
Ontsteking van het tandvlees (parodontitis) moet behandeld worden voordat implantaten geplaatst worden. De bacteriën die parodontitis veroorzaken kunnen ook het kaakbot rond de implantaten infecteren en daardoor botverlies veroorzaken.
Algemene gezondheidstoestand?
HOE WORDT EEN IMPLANTAAT GEPLAATST?
Er wordt eerst een uitgebreid mondonderzoek uitgevoerd om te bepalen of implantaten kunnen geplaatst worden.
Er wordt gekeken naar de hoeveelheid kaakbot aanwezig op de plaats waar geïmplanteerd moet worden, naar de beschikbare ruimte, de afstand tussen boven- en onderkaak, de kwaliteit van het kaakbot, het tandvlees en de algemene gezondheid.
Om te beoordelen of er voldoende kaakbot is, worden er rontgenfoto’s genomen. Soms is het nodig om scans van de kaak te laten nemen. Als er te weinig kaakbot aanwezig is, kan er door de maxillofaciaal chirurg extra bot worden bijgeplaatst.
Het implanteren gebeurt onder plaatselijke verdoving. Het tandvlees wordt op de plaats waar het implantaat komt, losgemaakt en opengeklapt, waardoor het kaakbot zichtbaar wordt. Vervolgens wordt er een gaatje in het kaakbot geboord, waar het implantaat precies in past. Het implantaat wordt in het gaatje gedraaid en het tandvlees wordt weer dichtgemaakt door het te hechten. Als er meerdere implantaten geplaatst worden, dan zal dat bijna altijd tijdens dezelfde behandeling gebeuren.
Na het implanteren is de napijn beperkt en met een pijnstiller goed te onderdrukken. Eén tot twee weken na de ingreep worden de hechtingen verwijderd en wordt de wondgenezing gecontroleerd. In de drie tot zes maanden die volgen, moet het kaakbot zodanig om het implantaat groeien dat dit muurvast komt te zitten. Dit is de inhelingsfase.
De één-fase implantaten steken na het plaatsen in het kaakbot al door het tandvlees heen. Twee-fase implantaten steken na het implanteren nog niet door het tandvlees heen. Die moeten tijdens een tweede chirurgische ingreep worden vrijgelegd: er wordt een klein sneetje in het tandvlees gemaakt, vervolgens wordt een verlengstuk (abutment) op het imlantaat geplaatst dat door het tandvlees steekt en wordt het tandvlees gehecht.
Tenslotte kunnen er door de tandarts kronen, bruggen of een prothese op de implantaten worden gemaakt.
Nazorg is zeer belangrijk. Eén maal per jaar wordt een controle uitgevoerd. Er wordt gecontroleerd of de implantaten nog goed vastzitten, of het tandvlees rondom de implantaten gezond is en of de mondhygiéne goed is. Bovendien wordt een controlefoto genomen.